Mauthausen II

In 2020 was ik eindelijk zover dat ik Mauthausen met eigen ogen wilde zien en toen brak Covid uit en ging het niet door. In overleg met het Mauthausen Kommittee Österreich (MKÖ) maakte ik een video, By April The Grass Was Gone, die op de digitale herdenkingssite van het MKÖ in november 2020 bij de herdenking van Kristallnacht werd gelanceerd.

Mijn vader, gevlucht na de Anschluß uit Wenen, overleefde Mauthausen als Müsselmann ternauwernood (gevangenen die totaal uitgeput, apathisch, vel over been en meer dood dan levend waren, werden Müsselmänner genoemd in de concentratie kampen). Mijn vader lag op 5 mei 1945, de dag dat Mauthausen werd bevrijd, al op de lijkenhoop. Men zag dat hij nog bewoog.

In 1960 gingen mijn vader en moeder naar Oostenrijk en Mauthausen. Mijn vader wilde de plekken uit zijn jeugd aan mijn moeder laten zien. Deze keer overleefde hij Mauthausen glansrijk. Mijn moeder lag drie maanden op bed en wilde na die tocht alleen nog maar dood.

Niets had ons voorbereid op het feit dat mijn vader bij de onthulling van het Nederlandse monument in Mauthausen in 1987 helemaal in de war thuis zou komen. Ik was uitgenodigd om mee te gaan, maar ik moest er toen niet aan denken om mijn vaders oorlogsverhalen nogmaals daar aan te moeten horen. In ons huis werd eeuwig en altijd, zowel door mijn moeder, onze Joodse verzetsheld, ze was koerierster in de oorlog, als mijn vader, over de oorlog gesproken.

Gelukkig was mijn vader die derde keer Mauthausen snel weer de oude en nog steeds was ik er niet op voorbereid dat mijn vader, vele jaren later in 2006, de laatste drie jaren van zijn leven veelal in Mauthausen door zou brengen. Mijn vader raakte in een psychotische depressie en meende terug te zijn in Mauthausen en dat was verschrikkelijk. Ik heb altijd willen begrijpen wat hij echt had meegemaakt maar na zijn derde bezoek aan Mauthausen begreep ik (specialist in de behandeling van oorlogsgetroffen en hun (klein)kinderen) heel goed dat mijn vader dat nooit zou kunnen vertellen omdat hij dan letterlijk gek zou worden van onmetelijke angst en dat was precies wat er met hem gebeurde in de laatste jaren voor zijn dood. Het heeft gemaakt dat Mauthausen, en wat daar is gebeurd met mijn vader, nabijer is gekomen dan ik ooit voor mogelijk had gehouden.

Dit jaar zou ik op 5 mei de Nederlandse delegatie treffen, maar ik bezocht het kamp al vantevoren op 4 mei samen met mijn schoondochter en schoonzoon. Op 4 mei zagen we al heel veel jonge mensen in het kamp maar op 5 mei was het ongelofelijk druk, met jong en oud, maar vooral jong viel me op.


De verhalen van mijn vader stroomden me tegemoet. Op de voormalige Appèlplatz waar de oude tegels van de winter van 1945 inmiddels vast vervangen zijn, vroeg ik me af waar mijn vader gestaan had, toen hij in die ijskoude nacht in januari 1945, poedelnaakt, met alleen iets aan zijn voeten zodat hij niet vast zou vriezen aan zijn tegel, terwijl hij, en met hem al die anderen, alsmaar natgespoten werd. Dat was het gebruikelijke protocol als je in Mauthausen binnenkwam. Deze keer vertelde ik mijn vaders KZ verhalen aan mijn schoondochter en schoonzoon.

Samen met de Engelse delegatie legden we eerst een krans bij een gezamenlijk monument voor Engelandvaarders. Bij het Nederlands monument hield Peter Potman, onze ambassadeur in Oostenrijk, een toespraak, waarna ik aan de beurt was. Het was bijzonder om daar te staan, mijn verhaal te houden en aan het eind, samen met Herman Duizend, kaddisj (Joods gebed dat wordt gezegd als men een overledene gedenkt) te zeggen voor mijn vader en voor de moeder van een vriendin. We luisterden vervolgens nog naar El Malei Rachamim (Joods gebed speciaal voor de overledenen) gezongen door Herman.

Het was druk om ons heen, maar tijdens onze kleine herdenking bij het Nederlandse monument was er een oase van rust die we beëindigden met een minuut stilte, waarin de vogels kwetterden en Israëlische muziek van het verderop gelegen Israëlisch monument overwaaide. Het was mooi, indrukwekkend en intiem. 

Het was bijzonder hoe snel deze Nederlandse delegatie direct met ons een hechte groep vormde. We moesten lang wachten totdat we tijdens een defilé onze krans konden leggen bij het grote monument op de binnenplaats, waarna we met elkaar de Todestiege afgingen naar de groeve waar de gevangenen indertijd met stenen van 40-50 kilo op hun nek de trap, die dus niet voor niets de Todestiege is genoemd, omhoog moesten. Velen overleefden deze trap niet, doordat ze vielen met hun zware vracht en anderen mee naar beneden sleurden in hun val of men werd, boven gekomen na een zware dag met het gevoel weer een dag overleefd te hebben, alsnog pootje gelicht, met hetzelfde verschrikkelijke eindresultaat. In de groeve die is omgeven door steile hoge rotswanden legden we nog een krans bij het monument voor deFallschirmspringer Wand. De naamFallschirmspringer is net zo omineus als wat daar voorviel en de eerste Nederlanders die in 1942 in Mauthausen aankwamen zijn van de steile wand die daar omhoog rijst naar beneden gegooid.

Omdat ik nog in Wenen bleef, kon ik op 8 mei een gastcollege geven bij de Holocaust Studies. De studenten hadden eerder een genogram (stamboom met meerdere persoonlijke gegevens van 3 tot 4 generaties terug) moeten maken. Daarbij moesten ze o.a. met hun ouders en grootouders praten over de periode van WOII. Zoals hun professor mij vertelde, hadden ze geen idee en dachten dat het kwaad tijdens de Tweede Wereldoorlog ver weg, in Mauthausen en op andere vreselijke plekken, was geweest, maar niet in hun eigen familie. Ik vond het bijzonder en emotioneel dat ik daar stond op die plek, waar mijn vader nooit heeft kunnen studeren, tegenover deze groep geschiedenis studenten, die niet voor niets ook bij Holocaust Studies zaten. Voor mij was daarmee ook een bijzondere cirkel rond.

Ruth Feigenbaum,

Lid Bestuur Stichting Vriendenkring Mauthausen

Sorry, the comment form is closed at this time.