Op 6 april 2014 vond de jaarlijkse reünie van de Stichting Vriendenkring Mauthausen plaats. De heer Dik de Boef heeft de hieronder staande tekst uitgesproken.

Geachte aanwezigen, Dames en Heren, beste vrienden vriendinnen.

Het is voor mij als voorzitter van het Centraal Orgaan Voormalig Verzet en Slachtoffers een eer en genoegen te mogen spreken ter gelegenheid van het 30 jarig bestaan van de Stichting Vriendenkring Mauthausen.

Laat ik mij aan de hand van mijn geschiedenis voorstellen, ik zou geboren worden in het centrum van Rotterdam maar daar vielen op 14 mei 1940 zoals bekend bommen en de daarop volgende brand vernietigde het huis van mijn ouders, zo kwam ik enkele maanden later ter wereld in het huis van mijn grootouders in Overschie. Mijn ouders trouwden in juni 1939 en veertien dagen na de huwelijksvoltrekking stond de vreemdelingenpolitie aan de deur met de vraag of er politieke of Joodse vluchtelingen in huis waren. Op dat moment niet. Mijn moeder actief in de Internationale Rode Hulp hielp vluchtelingen uit Nazi-Duitsland de grens over en zorgde voor onderdak in Nederland of hielp hen op weg naar Spanje waar sommige van hen heen trokken om in de Spaanse Burgeroorlog mee te vechten in de Internationale Brigades. Zij bracht ook in Nederland Duitstalige gedrukte pamfletten illegaal de grens over die opriepen tot verzet tegen Hitler en zijn trawanten. Vader en moeder waren beiden lid van de Communistische Partij van Nederland en verklaarde tegenstanders van het Hitler regime. In november 1940 werd mijn vader door de gemeentesecretaris van Overschie gewaarschuwd dat de Duitsers hem zochten, er was verraad in de toenmalige CPN. Wij moesten dus weg uit Overschie de keuze die gemaakt werd was tussen Den Haag of Arnhem. Het werd Arnhem, hier waren vele Rotterdammers die hun huis waren kwijt geraakt, heen getrokken. Dit betekende een gedeelde geschiedenis en taal, wat praktisch was voor het verder ontwikkelen van verzetsactiviteiten en de mogelijkheid om een netwerk op te bouwen.

Anderzijds was Arnhem zoals de geschiedenis ons leert nu niet de meest veilige plek van het land. Op 22 februari 1944 troffen geallieerde bommen de steden Nijmegen, Arnhem en Enschede. Ons huis werd geraakt door twee voltreffers een geluk bij een ongeluk. Mijn moeder komt uit de gaarkeuken aanlopen en ziet de bommen vallen op het huis waarin haar man, en twee zonen zitten. We hebben het er allemaal levend afgebracht, vader en broertje werden snel gevonden en onder het puin vandaan gehaald ik was zoek. Door de verschillende soorten luchtdruk die ontstaan was door de twee voltreffers was er een muur om gekiept en was ik terecht gekomen aan de andere zijde van de muur. Kortom het heeft een halve dag geduurd voordat ik gevonden werd en naar het ziekenhuis gebracht werd. Enige maanden later is er de slag om Arnhem Market Garden en moet de stad in haar geheel evacueren. Dan begint voor ons een Odyssee wij trekken te voet eerst naar Dieren en vandaar met een tweeledig doel verzet en eten naar Rotterdam. Tijdens die tocht werd er op ons geschoten en heb ik mensen opgehangen gezien het waren Italiaanse soldaten die nu de oorlog daar in Italië gekeerd was door de nazi’s als deserteur beschouwd werden. Mijn ouders hebben in die jaren van oorlog en verzet enkele tientallen vrienden en vriendinnen verloren en dat tekende mede ons gezin. Lang heb ik ontkend dat de oorlog een deel van mijn geschiedenis is, die was van mijn ouders, tot een therapie in Centrum ’45 mij tot het inzicht bracht dat de jaren ’40-’45 ook mijn leven zeer hebben beïnvloed. Tot zover om aan te geven wat mijn drijfveren zijn om handelend op te treden in de herinnerings- en herdenkingswereld van Wereldoorlog Twee, ik ben groot gebracht met de idee “Dat Nooit Weer” en dat alle mensen gelijkwaardig aan elkaar zijn.

Via een aantal bestuursfuncties onder andere lid van het Stichtingsbestuur van de Stichting Burgeroorlogsgetroffenen, het comité herdenking Februaristaking 1941, het bestuur van de Stichting 1940-1945 en het Stichtingsbestuur 4 mei concert Concertgebouw werd ik de derde voorzitter van het COVVS. Mijn illustere voorgangers waren Hans Teengs Gerritsen en Joop Wolff. Het COVVS is een koepelorganisatie die ontstaan is in 1972 in de strijd tegen de vrijlating van de Drie van Breda. Tot de oprichters behoren onder andere het Nederlands Auschwitz Comité de Vereniging van Ex-politieke gevangenen en de Stichting herdenking Februaristaking 1941. Het markeert als zodanig ook het einde van het gescheiden optreden van de meest uiteenlopende verzets- en vervolgingsorganisaties van zowel linkse als rechtse signatuur. De koude oorlog werd overwonnen. Dat die koude oorlog voorbij was illustreert ook een opmerking van Henk van Moock, in zijn herinneringen: Geen leven zonder verzet, zegt hij op bladzijde 108, citaat: “Nou was ik in de jaren tachtig op een congres van de Expogé, als voorzitter van de Mauthausen- vriendenkring. Een bestuurslid vroeg aan mij waarom “ben jij eigenlijk geen lid van de Expogé”? “Ik zei: omdat ik er uit geschopt ben.” “Inmiddels was de voorzitter er ook bij komen staan en die zei: “Als jij er uit geschopt bent, schop ik je er weer in”. “Die eenheid van samenwerking met mensen van welk geloof of overtuiging dan ook, dat is voor mij belangrijk, en de erkenning en waardering voor de strijd die ik mijn hele leven heb gevoerd”. Einde citaat. Als COVVS zijn wij ook aangesloten bij de Stichting Samenwerkend Verzet 1940-1945. De activiteiten van het COVVS stonden al snel in het kader van behartiging van de belangen van alle oorlogsgetroffenen in de breedste betekenis van het woord. In dat eerste tiental jaren hebben we ons ingezet in het proces tegen Menten. Voor het hooghouden van de herdenking op de vierde mei en het vieren van de Bevrijdingsdag op vijf mei. Als COVVS maakten we deel uit van de klankbordgroep van het ministerie van VWS die de overgang van de PUR naar de SVB begeleidde. Wij worden altijd gehoord door het Nationaal 4 en 5 mei Comité als er een nieuwe beleidsperiode voor het comité aanbreekt en voor vele andere zaken. Recentelijk hebben we een drietal bijeenkomsten georganiseerd in 2010 een conferentie in Amersfoort onder het motto van “Het Verleden Verankeren in de Toekomst” het levend houden van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. Hieraan namen meer dan 80 organisaties aan deel naast vertegenwoordigers van het ministerie van VWS. Daarop volgend en uit voortvloeiend hebben we een themadag januari 2012 in Arnhem, Bronbeek met als titel “1945: 5 mei en 15 Augustus” Het verschil- De overeenkomst- Hoe verder? De titel zegt het al dit was de een poging de twee aspecten van de Tweede Wereldoorlog die kenmerkend zijn voor het toenmalige koninkrijk in dialoog met elkaar te brengen. In maart 2014 had die themadag een vervolg opnieuw in Amersfoort met als motto “Eén Wereldoorlog Twee” het levend houden van de herinnering aan WO-II met als doel te komen tot verder gaande samenwerking tussen de organisaties met een Europese signatuur en die met en Aziatische signatuur. Bijna alle Europese en Nederlands Indische organisaties hebben daaraan deel genomen. De voorlopige conclusies kunnen we positief noemen. Het doel te komen tot een permanent fysiek en digitaal platform is gehaald. Hoe deze precieze vorm en inhoud gaan krijgen wordt in de komende maanden uitgewerkt. Het karakter van het COVVS is van dien aard dat de aangesloten organisaties alle hun eigen werkzaamheden verrichten. Wij komen bijeen om van gedachten te wisselen en ervaringen te delen. Daar waar mogelijk zoals in de kwestie Vorden, waar men onlangs op 4 mei opriep om ook langs Duitse oorlogsgraven te lopen wordt gezamenlijk opgetreden. Enkele weken geleden werd ik als voorzitter van het COVVS uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de uitreiking van de Europese Burgerrechtenprijs van de Sinti en Roma in Berlijn. De prijs werd dit keer toegekend aan Tilman Zülch algemeen secretaris van de Gesellschaft für bedrohte Völker, voor zijn jarenlange inzet ook voor Sinti en Roma. De bijeenkomst vond plaats in het ministerie van buitenlandse zaken en daar sprak de Bondsminister voor Post en telecommunicatie. Zijn rede was kritisch over de politiek van de Bondsregering betreffende het vluchtelingenbeleid. Men zou kunnen zeggen dat hij kritisch was naar meerdere rijke landen in Europa die met de mond belijden dat zij opkomen voor de rechten van de mens maar de deur dicht houden als het gaat om vluchtelingen op te nemen. Roma en Sinti zijn in Europa de grootste minderheid en in praktisch alle landen ook in Nederland nemen zij een marginale plaats in en worden behandeld als niet volwaardige staatsburgers ook al beschikken zij over het paspoort van de staat waarin zij leven.

Het was een heel logische stap van de Stichting Vriendenkring Mauthausen om enkele jaren na haar oprichting en in stand zetting van het monument en voortzetting als vriendenkring om in 1988 lid te worden van het COVVS vandaar dat ik nu hier sta na een wat lange intro voor een terugblik op 30 jaar Vriendenkring Mauthausen.

Presser schrijft in zijn indrukwekkende boek; “De Ondergang” over Mauthausen ik citeer, “Mauthausen, drie onheilspellende lettergrepen, waarvan het geweten der mensheid zich nooit meer zal kunnen losmaken”. Einde citaat. Terecht heeft dit kamp toen “Mordhausen” genoemd een vriendenkring ook om het wereldgeweten of geografisch kleiner het geweten in Nederland wakker te houden. Dit was en is helaas nog steeds nodig. Zeer zeker nu antisemitisme, vreemdelingenhaat en racisme in het publieke debat grenzen overschrijdend aanwezig zijn. We hoeven alleen maar op ons netvlies de beelden van het verkiezingscafé van de PVV voor ogen te halen en de rillingen lopen ons over de rug. Massa’s en zelfbenoemde leiders zijn een gevaar voor iedere samenleving. Zeker als men ideologisch op het standpunt staat van ongelijkwaardigheid van individuen en een zondebok creëren dat laat langdurig sporen na in de maatschappij.

Mauthausen was voor Nederland het eerste Concentratiekamp waar massaal mensen heen gestuurd werden. Als eerste de Joden die tijdens de razzia’s van februari, juni en september 1941 uit Amsterdam, Enschede en Arnhem. De geschiedenis van de vriendenkring begint lang voor haar ontstaan eigenlijk op 10 mei 1940 als de oorlog over Nederland uitbreekt. Concreet met bovengenoemde razzia’s waarvan die in Amsterdam aanleiding waren tot de beroemde Februaristaking. Hierover schrijft Abel Herzberg in deel 3 van Nederland in oorlogstijd bladzijde 95 ik citeer “in de geschiedenis van het Joodse volk, een geschiedenis vol vervolgingen, is zij een unicum. De eeuwige zondebok, aan wie alle eeuwen hun ontevredenheid hadden uitgeleefd, ontroerde. Zijn leven en veiligheid waren plotseling de toetssteen geworden voor de menselijke vrijheid en waardigheid. Wat er ook moge zijn van het antisemitisme in Nederland, dit onder Duitse bezetting te hebben begrepen en bewerkt, strekt het Nederlandse volk tot onsterflijke eer” einde citaat. Het kamp speelde een grote rol bij de Nazi’s in hun venijnige en uitermate cynische propagandaoorlog. In het boek Auschwitz van Robert Jan van Pelt en Debórah Dwork op pagina 104 staat een foto afgedrukt uit het blad: Nutzbringend verwandt, nuttig tewerkgesteld met daarnaast de volgende tekst; “Joodse slavenarbeiders uit Mauthausen”. De foto’s op deze pagina zijn niet het resultaat van jarenlange verzamelactiviteit. Ook zijn ze niet opgenomen in een wassenbeeldenmuseum of in een rariteitenkabinet. Ook zijn het geen foto’s van Duitslands inmiddels voltooide opruimingsactiviteiten onder joodse misdadigers. Deze foto’s vertonen slechts Nederlandse vakbondsleiders. Omdat ze gruwelijke misdrijven hebben begaan, zijn ze nu tewerkgesteld onder strenge arbeidsvoorwaarden, ter wille van het algemeen nut, en ditmaal tegen hun wil. Nog niet zo lang geleden moeten ze hebben gedacht dat hun “toekomst” er heel anders uitzag” einde citaat. De foto en tekst moesten de indruk wekken dat het allemaal wel mee zou vallen en dat ze goed werk verrichten voor de door Himmler in het leven geroepen Deutsche Erd- und Steinwerke want geld moest er voor de SS verdiend worden ten koste van alles.

De directe aanleiding om te komen tot de oprichting van de vriendenkring ligt jaren na WO-II. Men ging daadwerkelijk over tot de oprichting omdat dit in relatie was met het voornemen in de toenmalige Bondsrepubliek Duitsland waar oorlogsmisdaden begaan in de periode 1933-1945 na 30 jaar zouden verjaren. Nationaal en internationaal kwamen mensen hiertegen in verzet en op 4 juni 1977 heeft de Bondsdag een wet in behandeling genomen waarin de verjaringstermijn werd afgeschaft. Om met minister Vogel te spreken: “Na Auschwitz” geen moord in West Duitsland nog mocht verjaren” de wet werd aangenomen met 255 stemmen voor en 222 stemmen tegen.

Op 24 juni 1982 tijdens de 2e speciale zitting van de UNO over ontwapening in New York stelde de toenmalige burgemeester van Hiroshima Takeshi Araki voor een programma te ontwikkelen op basis van samenwerking van gemeenten om te komen tot een totale afschaffing van atoomwapens dit programma is gaan heten: “Mayors for Peace” lid hiervan zijn onder andere de voormalige burgemeesters van Amsterdam Job Cohen en die van Arnhem Pauline Krikke. In dit kader of in wisselwerking hierop was er in september een internationale bijeenkomst waaraan kampoverlevenden en verzetsstrijders uit Nederland aan hebben deelgenomen. Op 26 september wordt voormalig kamp Mauthausen bezocht. Er was nog geen Vriendenkring dus hoe regel je vervoer? Mimi Vlaskamp voorzitter van verenigd Verzet 1940-1945 bracht uitkomst zij regelde een bus. Bleek bij bezoeken aan andere kampen dat daar vaak een groot monument was opgericht in Mauthausen was dat anders hier stonden en staan landen monumenten. In 1982 ontbrak tot schrik en ergernis een Nederlands monument. Wel was er een plaquette voor de vermoorde Engelandspiel slachtoffers. Op de terugweg werd een afspraak gemaakt dat aan deze omissie iets gedaan moest worden. In 1983 komt men dan in november na het overwinnen van vele belemmeringen tot het besluit een organisatie op te richten met als doel een monument tot stand te brengen met daarop alle namen van de uit Nederland weggevoerden en in Mauthausen vermoorde slachtoffers. De oprichting van de organisatie met als naam “Stichting Vriendenkring Mauthausen” kreeg haar definitieve beslag met de ondertekening van de stichtingsakte op 19 maart 1984. Toen kwam natuurlijk het echte werk aan de winkel. Het vormen van een bestuur met de eerste voorzitter werd Henk van Moock, met een vicevoorzitter B.Z. Blok, de secretaris L. van Blitterswijk, 2e secretaris toen en nu voorzitter Mirjam Ohringer. Penningmeester Siep Adema een 2e penningmeester Mevr. A.Lutje-Pas en een aantal leden waaronder Bil Minco. Naast het bestuur werd een comité van aanbeveling opgericht met daarin en ik zal niet alle leden opnoemen maar daarvan waren lid alle fractievoorzitters van de Tweede Kamer en Z.K.H. Prins Bernard en het oud lid van de Tweede Kamerfractie van de CPN Joop Wolff. Naast deze organisatorische structuur moest er overlegd worden met de overheid, een kunstenaar gevonden en niet het minste geld ingezameld om tot een monument te komen. Het verwerven van fondsen zal wel op verschillende niveaus plaats gevonden hebben maar één daarvan kan ik u tonen dat waren de certificaten waarop men zelf een bedrag kon invullen. Op deze certificaten staat een gedicht van Ida Vos dat ik graag wil citeren omdat het staat waarvoor de vriendenkring bestaat. Ik citeer:

Jaäcow Zadok

Jouw stem verstomd

in Mauthausen

heeft Goddank niet

voor eeuwig

gezwegen

 

 

25 Februari 2014

Op 25 februari zijn de jaarlijkse herdenkingen voor het joods verzet en de februaristakinggehouden. De herdenking van het joods verzet wordt georganiseerd onder auspiciën van de Stichting Vriendenkring Mauthausen.

Hieronder een impressie van die herdenking 2014.

De herdenking werd o.a. bijgewoond door vertegenwoordigers van de joodse scholengemeenschap Maimonides, die het monument voor het joods verzet geadopteerd hebben, de Ambassadeur van Oostenrijk, een vertegenwoordigster van de Ambassade van Israël, mevrouw Dunkelgrun, en namens de gemeente Amsterdam wethouder van Poelgeest.

Het welkomstwoord werd verricht door Marjon de Klijn, dochter van een joods verzetsman, en tweede secretaris van de Stichting Vriendenkring Mauthausen.

 

Tijdens het welkomstwoord droeg Marjon de Klijn het gedicht “Vergeef me lief” voor, uit de bundel “Op het netvlies van mijn denken” van Truus Menger;

Vergeef me lief,
Als ik je droom van nu verstoor

Vergeef me
Als ik huil versteende tranen

Omdat ik nog steeds het gisteren hoor
En loop met jou door troosteloze lanen

Omarm me lief
Als ik weer dreig weg te zinken
Als de nacht zo eindeloos lijkt

Omarm me lief
Als dodelijke salvo’s klinken
Uit een verleden dat heden blijkt

De aansluitende toespraak werd verzorgd door journalist en onderduikkind, de heer Max Arian, zoon van Arnold Arian. Hieronder volgt de tekst van zijn toespraak;

GERED DOOR HET JOODS VERZET
TOESPRAAK VAN ONDERDUIKKIND MAX ARIAN BIJ DE HERDENKING VAN HET JOODS VERZET TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG, 25 FEBRUARI 2014

Lieve vriendinnen en vrienden,

Om maar meteen een flinke steen in de Amstel te gooien. Het is volgens mij niet raar als iemand zou vragen: waarom moet dit? waarom moet je speciaal het joodse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog herdenken? Er waren immers ook veel niet-joden die joden hebben gered en er waren ook veel joden die deelnamen aan allerlei vormen van verzet in groepen die helemaal niet joods waren. En het is waar dat ook het specifieke joods verzet zijn belangrijkste werk – het helpen vluchten en onderduiken van joden – nooit had kunnen volbrengen zonder samenwerking met niet-joodse verzetsmensen.
Als ik nu het nu toch ga hebben over specifieke vormen van joods verzet, dan is dat om drie redenen. In de eerste plaats omdat Mirjam Ohringer het mij heeft gevraagd en dat is iemand die ik niets kan weigeren. Ten tweede omdat het belang van dit joodse verzet nog altijd sterk wordt onderschat en in de derde plaats omdat ik daar nu eenmaal zelf als klein jongetje mee te maken heb gehad. Zonder dat joods verzet had ik hier nu beslist niet kunnen staan. Zonder het niet-joodse verzet ook niet. En dat geldt niet alleen voor mij, maar voor honderden ondergedoken joodse kinderen.
In maart 1940 ben ik als een joods jongetje hier vlakbij in de Rapenburgerstraat geboren. Mijn ouders waren geen erg opvallende mensen, ze waren wel joods getrouwd, maar ze waren niet heel gelovig, al woonden ze midden in de jodenbuurt. Mijn moeder werkte op een kledingatelier voordat zij trouwde, mijn vader was reclameschilder. Hij had, zegt men, linkse sympathieën en kon niet tegen onrecht. En hij had als jongen gebokst. Daarom was het voor hem vanzelfsprekend dat hij meedeed met de grotendeels joodse knokploegen die in februari 1941 in opstand kwamen.
Dat was toen gewapende WA-ers, leden van de Weermacht Afdeling van de NSB, de jodenbuurt introkken om stennis te maken, joden te mishandelen en te laten zien hoe machtig ze zich voelden onder de bescherming van de Duitse bezetter. Jonge joodse mannen stelden zich daar tegen te weer. De WA-ers werden opgewacht en kregen het hard te verduren, hier vlakbij, op het Waterlooplein. Vandaar ook dat dit monument ter herdenking van de gevallenen in het joodse verzet hier staat. Die vechtpartij was immers de allereerste uiting van joods verzet.
Bij die schermutseling raakte een WA-er met de naam Koot gewond en hij is later aan die verwondingen overleden. De Duitsgezinde pers maakte daar veel stampij over.
Mijn vader raakte ook gewond, hij kreeg een messteek in zijn rug en moest verbonden worden in de eerste hulppost in de Jodenbreestraat. Helaas werd dat daar keurig geadministreerd, zodat het de volgende dagen een koud kunstje was om hem op te sporen en te verhoren. Maar de politie van de post Daniel Meijerplein wist het proces-verbaal zo te formuleren, dat er aanvankelijk verder niets met hem gebeurde.
Maar bijna een jaar later werd het onderzoek naar de dood van Koot heropend en werd mijn vader met een sluwe list gearresteerd en uiteindelijk na een half jaar gevangenis in juli 1942 met het eerste transport naar Auschwitz gestuurd, waar ook hij is vermoord zoals anderhalf miljoen joden.
U weet dat de Duitsers als represaille voor deze en andere schermutselingen in februari 1941 425 joodse mannen hadden gearresteerd en naar Mauthausen gedeporteerd, waar ze allemaal onder vreselijke omstandigheden zijn vermoord. U weet ook dat de Amsterdamse bevolking op die eerste razzia onmiddellijk heeft gereageerd met de grootscheepse en dappere  Februaristaking van 1941 die we vandaag herdenken. Met een van de initiatiefnemers van die staking, Piet Nak, heeft mijn vader trouwens samen in de cel gezeten in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans.
Toen mijn vader met onbekende bestemming was verdwenen, probeerde mijn moeder uit handen van de Duitsers te blijven. Dat lukte haar met hulp van mijn oom Nico de Klijn die haar eerst uit een politiebureau wist los te praten en haar daarna, toen zij toch in de Hollandsche Schouwburg was terecht gekomen, liet zien hoe zij vanaf de binnenplaats van de schouwburg over een schutting kon klimmen en zo via de tuin van een ander huis weg kon komen.
In en om de Hollandsche Schouwburg was namelijk een groep ontstaan van jonge joodse mannen en vrouwen die mensen hielpen deze voorpost van de deportaties te ontvluchten, zoals Jac. Van der Kar heeft beschreven in zijn boek Joods Verzet. Ook mijn oom maakte deel uit van deze vorm van specifiek joods verzet.
Mijn moeder werd toch weer gearresteerd, voor de derde keer, en nu werd zij als speciaal strafgeval in de Hollandsche Schouwburg opgesloten. Zij werd geslagen en had het gevoel dat nu alles verloren was en ook zij op transport zou gaan. Maar zij wist nog een briefje naar mijn oom te smokkelen: Zorg dat het kind wegkomt. Dat kind was ik, ik was toen drie jaar. Het bijzondere is dat mijn oom me naar de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg bracht, waar de kleine kinderen werden ondergebracht voordat ze op transport gingen. Hij bracht me dus recht naar het hol van de leeuw.
Dat kon hij in het volste vertrouwen doen, omdat hij een van de verzetsmensen kende die er voor zorgde dat joodse kinderen in Limburg konden onderduiken, Theo de Bruin. Hij wist dat er intussen in die crèche onder de bescherming van Walter Süskind een heel netwerk was gevormd om kinderen te laten onderduiken. Vanzelfsprekend kon dat alleen gebeuren met actieve medewerking van de mensen, vooral de vrouwen en meisjes, die in en om die crèche werkten. Dat was een belangrijk deel van het specifieke joodse verzet. Dit werk kon alleen door joden worden gedaan, maar natuurlijk wel in samenwerking met niet-joden: vier groepen die de kinderen wegbrachten. Daaronder de groep van Theo de Bruin, de NV-groep, die er voor zorgde dat ik in Limburg bij een heel lieve familie ondergebracht.
Maar ook mijn moeder werd uiteindelijk gered door het joodse verzet, hoewel zij al naar de Rietlanden was gebracht en in de trein zat, die haar naar Westerbork moest brengen. De joodse verzetsmensen uit de Hollandsche Schouwburg hadden haar verteld hoe zij kon ontsnappen. Zij moest een band van de Joodse Raad om haar arm doen, de trein uitlopen en zich in een andere trein verstoppen. Daar werd zij later door dat verzet uit gehaald en in een leeg bestelbusje, dat eten naar de trein had gebracht, weggebracht. Ook naar Limburg, net als ik,  waar ook zij kon onderduiken en waar zij mij na de bevrijding, op 5 mei 1945, terug vond.
Het gaat er nu hier niet om uitgebreid te vertellen, dat ik het heel goed heb gehad bij dat pleeggezin in Heerlen, de familie Micheels, en dat mijn pleegzusje en ik nog altijd een innig contact hebben. Ik ga er ook niet verder op in dat mijn moeder en mijn oma – die als enige terugkeerde uit het kamp Theresienstadt – na de oorlog weer een bestaan met mij hebben opgebouwd. En ook niet dat we weer veel geluk hebben gevonden, met mijn vrouw, mijn kinderen en kleinkinderen. Mijn moeder had zes achterkleinkinderen, toen zij tien jaar geleden op negentigjarige leeftijd vredig is gestorven. Haar laatste woorden waren een gemompelde verontschuldiging dat zij niet iets te eten voor me kon maken.
Ik wil ook nu niet uitgebreid vertellen over de NV-groep die mij en nog 400 andere joodse kinderen heeft gered en die grotendeels bestond uit jonge mensen van christelijke huize. Na veel tegenstribbelen hebben ze uiteindelijk aanvaard dat ze in 1982 de Yad Vashem-onderscheiding kregen. Wat ik nu vooral wil vertellen is dat ik veel van deze verzetsmensen heb horen zeggen dat ook de joodse verzetsmensen zo’n onderscheiding zouden moeten krijgen: ‘Want’ zeiden ze, ‘zonder het joodse verzet hadden wij jullie als kinderen nooit kunnen redden.’
En ik wil graag nog iets vertellen, dat met het joodse verzet te maken heeft en dat misschien nu eens speciale aandacht verdient. Toen ik over het joodse verzet nadacht, realiseerde ik me dat dit waar het de kinderen betreft begint bij de joodse ouders die bereid waren het grootste offer te brengen dat denkbaar is: je kind aan wildvreemden afstaan. Zonder te weten of je dat kind ooit zal terugzien, zonder te weten wat jouw lot zal zijn en wat het lot van je kind zal zijn. De meeste mensen wisten, geloof ik, toen nog niets over de gaskamers, sommigen geloofden dat je daar heel hard moest werken en besloten hun gezin bij elkaar te houden. Anderen redeneerden dat het lot daar in het Oosten heel zwaar zou zijn en dat het maar de vraag was of je kind dat zou overleven. Maar toch, dat kind of je kinderen zomaar afstaan, als je die kans krijgt, dat getuigt volgens mij van grote heldenmoed. Ik wil die ouders, die het zelf vaak niet hebben overleefd, daarom hier met name eren.
Hun kinderen leven en hebben vaak zelf weer gezinnen gesticht en families gevormd. Ze zijn nu in de zeventig of nog ouder en soms zullen ze de verhalen door vertellen, zoals ik nu heb gedaan en zoals ook op 4 mei en 5 mei weer zal gebeuren in het kader van de open joodse huizen en open huizen van het verzet. Gelukkig verschijnen er nu af en toe boeken over het joodse verzet, zoals onlangs het boek met de sarcastische titel ‘Fatsoenlijk land’ van Loes Gompes. En u kunt straks, tussen deze herdenking en de herdenking van de Februaristaking in, verhalen horen over het joodse verzet in galerie Amstel 41, hier vlak bij. Daar worden nog de hele avond op een bijzondere manier de verhalen in beeld gebracht die bij dit monument horen.
Lieve vriendinnen en vrienden, ik had graag een mooie conclusie voor nu willen trekken, maar misschien is het wel zo goed als u dat zelf doet. Daar is ook in onze tijd reden genoeg voor. Ik hoop in elk geval dat u al die verhalen en vooral uw eigen verhalen zal helpen door te vertellen. Daarom is deze herdenking georganiseerd door de Vriendenkring Mauthausen van Mirjam Ohringer, die zelf ook een joodse verzetsvrouw is. Ik ben daar haar heel erg dankbaar voor en ik ben u dankbaar dat u naar me hebt willen luisteren.

Hierna bracht het Jiddisch koor Hejmisch Zain enkele liederen ten gehore;

 

Vervolgens sprak rabbijn A Rosenberg het Jizkor en Kaddish uit.

De herdenking werd afgesloten door inachtnemeing van een minuut stilte, en bloemlegging door de diverse vertegenwoordigers en aanwezigen.