Marjon de Klijn                             (foto J. Thuis)

Goedemiddag geachte aanwezigen, het is mij een eer u te mogen verwelkomen bij de herdenking van het joods verzet.

Speciaal heet ik welkom de vertegenwoordiging van de joodse scholengemeenschap Maimonides, die dit monument heeft geadopteerd, locoburgemeester Van der  Burg  namens de gemeente van Amsterdam, de heer de Valk namens de Ambassade van Oostenrijk en de heer Leopold namens de Anne Frank Stichting

Mijn naam is Marjon de Klijn, ik ben voorzitter van de Stichting Vriendenkring Mauthausen en dochter van een joods verzetsman.

Het spijt mij dat er een fout is gemaakt bij de aankondiging in onze brief waarin de verkeerde dag werd genoemd gelukkig heeft de miscommunicatie u niet weerhouden in grote getale aanwezig te zijn.  Mevrouw Terlouw, is voor vandaag verhinderd en ik ben  heel blij met mevrouw Steenhuis-Hoepelman die bereid is om vandaag te spreken.

Onwennig zo’n eerste keer zonder jouw wakend oog, Mirjam, maar ik weet zeker dat je tevreden bent over het huidige bestuur dat deze herdenking waar jij je zo voor inzette,  in jouw trant vervolgt.

Het is verheugend te vernemen dat er steeds meer boven tafel komt  over het Joods Verzet, zoals in het onlangs verschenen boek van Carry van Lakerveld en Victor Levie (Ze doen ons niets) waarin 25 bladzijden aan het Joods Verzet zijn gewijd en in het boek Betty, een joodse kinderverzorgster in verzet,  van Esther Göbel & Henk Meulenbeld.  Hierin werd door Emile Schrijver (algemeen directeur Joods Cultureel Kwartier) in zijn voorwoord opgemerkt (en ik citeer)

“ Behalve dat verhaal van hoop en redding kent deze geschiedenis echter ook andere dimensies. De belangrijkste is misschien nog wel dat het handelen van Betty en haar joodse collega’s de hardnekkige mythe van uitblijvend joods verzet tegen de Jodenvervolging door de bezetter,  logenstraft”.

Volgend jaar is het 30 jaar geleden dat het monument is geplaatst. Ik wil u nu alvast vragen om suggesties voor deze komende herdenking aan mij door te geven. Het blijft naar mijn idee nog steeds heel belangrijk dat we meer te weten komen over wat er aan verzet is gepleegd door Joden in WO-II.  

Het programma ziet er als volgt uit

Zo dadelijk zal mevrouw Lous Steenhuis-Hoepelman een korte toespraak houden.
Daarna wordt het strijdlied van de partizanen (zog nicht keinmal) ten gehore gebracht.
Frank van Keulen leest het gedicht dag van Amsterdam van H.M. van Randwijk.
Dan volgt  het jizkor en kaddisj uitgesproken door rabbijn Awraham Rosenberg, waarna een minuut stilte in acht wordt genomen.
Hierna is er gelegenheid tot het leggen van bloemen

Alvorens ik het woord geef aan mevrouw Lous Steenhuis-Hoepelman  wil ik stilstaan bij degenen die ons in 2016 ontvielen (immers zolang wij hun namen noemen, blijven zij voortleven in onze gedachten) Jules Schelvis, Mirjam Ohringer, Truus Menger, Simon Peres, Bloeme Evers-Emden, Elie Wiesel  fotografe Jenny Wesley en mevrouw Cornelia van Dam.  Hun nagedachtenis zij ons tot zegen.

 

HET PRINSESJE DAT DE OORLOG OVERLEEFDE

Lous Steenhuis-Hoepelman

“ Daar zat op een steen het kleine meisje, 3 jaar oud, moederziel alleen in een gevangenis in Amsterdam.
Om haar heen alleen maar grote mensen, ook gevangenen, mensen die ze niet kende en waar ze bang voor was.
Het was juli 1944.

Ze was verraden op een adres waar ze ondergedoken zat en was naar de gevangenis gebracht.
Haar vader en moeder zaten ergens anders ondergedoken.

Waarom zat ze daar gevangen?
Omdat ze joods was zeiden de andere mensen.
Wat was dat dan, was dat iets ergs? Had ze iemand kwaad gedaan? Had ze iemand bezeerd en waar waren haar vader en moeder…..?
Zag ze er gek of anders uit?
Nee, iedereen zei juist altijd dat ze zo mooi en lief was, ze leek wel een prinsesje.

De enige die haar een beetje troost kon bieden was Mies, haar knuffeltje, haar lappenpopje.
Er kwam een mevrouw naar haar toe in de gevangenis, “ Kom maar ik zal voor je zorgen, blijf maar bij mij.”
Samen met die mevrouw ging ze in de trein naar een kamp ver weg in Drenthe, dat kamp heette Westerbork. Daar kon ze fijn met de andere kinderen in het kampweeshuis spelen, zei die mevrouw.
Maar het kleine meisje wilde niet spelen, ze moest alsmaar huilen en had heimwee naar haar vader en moeder.
Na een tijdje moest het kleine meisje weer op een trein samen met de mevrouw en alle andere kinderen uit het weeshuis.
Bij elkaar waren het wel 50 kinderen
Het was een vieze trein.
Geen stoelen of banken.
Het rook er naar schapen en koeien en naar poep.
Er was geen w.c., maar een emmer om op te plassen of te poepen, en dat was moeilijk als iedereen keek.
De grote mensen in de trein zeiden dat ze naar Auschwitz gingen, wat was dat, waar was dat, was het daar minder erg dan in Westerbork?
Nu moesten alle kinderen huilen, allemaal waren ze alleen zonder vader of moeder.
Allemaal hadden ze een kartonnetje om hun nek aan een touwtje met hun naam erop.
Maar soms ook niet, dan wisten de Duitsers geen naam en dan stond er
“ Unbekanntes Kind”, op dat kartonnetje.

Het kleine meisje had een kartonnetje om haar nek waar haar naam en geboortedatum wel goed op stond

Lousje Hoepelman, geboren 16 mei 1941

Allemaal waren ze joods zeiden de grote mensen in de trein.
Wat was dat toch? Wat betekende dat toch?

AUSSTEIGEN, SCHNELL, SCHNELL, RAUS…

Waar zijn we nu, is dit Auschwitz?
Nee, zeiden de grote mensen, dit is niet Auschwitz dit is een ander concentratiekamp, hier heet het Bergen Belsen.
Het kleine meisje voelt zich ziek, ze heeft honger en overal heeft ze jeuk van de luizen die in haar kleren zitten.
Ook de andere kinderen hebben honger en voelen zich ziek.
Overal ziet ze grote mensen die ook heel erg ziek zijn, mensen die schreeuwen, mensen die voort sloffen zonder iets te zeggen, mensen die stil op de grond liggen en niets meer zeggen…
Wat liggen die mensen raar… de grote mensen zeggen “ die zijn dood”.
“ Komt door de vlektyphus”, zeggen ze.
Vaak huilt het kleine meisje zich in slaap, getroost door haar knuffel Mies.
Maar soms is het ook wel een beetje leuk, dan gaat ze samen met de andere kinderen keet trappen in de keukens. Daar staan hele grote pannen, gamellen heten die, waar eten in gekookt wordt.
Helemaal onder in die pannen zit soms nog een beetje eten, aardappelschillen.
Niet dat dat erg lekker was, maar het stilt de honger een beetje.
De pannen zijn soms zo groot dat sommige kinderen er in kunnen klimmen en zich er helemaal in verstoppen, dat was wel lachen.

Op een dag ging het kleine meisje weer op een trein, weer samen met alle ander kinderen.
Dit keer ging die lieve mevrouw niet mee.
Nu gaan we toch echt naar Auschwitz zeiden de grote mensen. Maar andere mensen zeiden dat dat niet zo was, want we gingen de ander kant op.
De reis met de trein duurde dit keer nog veel langer. Vaak stond de trein stil, zomaar midden in een weiland. Ze mochten er niet uit en stonden maar te staan in de bloedhete zon.

Honger, dorst, één klein baby’tje ging zelfs dood in de trein…
Opnieuw kwamen ze aan in een concentratiekamp.
Dit kamp heette Theresiënstadt en was heel ver weg in een land dat Tsjecho-Slowakije heette. Weer met alle kinderen in een weeshuis.

Toch was dit kamp niet zo erg als de andere concentratie kampen.
Hier kon je een beetje buiten spelen, er waren groente tuintjes en je kon schooltje spelen met de andere kinderen.
Er waren zelfs winkels en een echt schooltje voor de grote kinderen.

Op een dag marcheerden er soldaten het kamp binnen.
Ze waren aardig tegen de kinderen, ze zeiden “ De Duitsers hebben de oorlog verloren, wij hebben ze weggejaagd, we zullen zorgen dat jullie weer terug kunnen gaan naar je eigen land.”
Zo kwam het kleine meisje weer terug in Holland, samen met haar popje Mies en samen met de andere kinderen.
Ditmaal ging het kleine meisje niet met de trein maar in een echt vliegtuig van de soldaten.
Toen ze geland waren kwam er een mevrouw naar haar toe die zei “ dag Lousje, ik ben je mama.” Maar ze kende haar mama niet meer.
En waar was haar papa? Haar papa was er niet meer zei haar moeder, die was doodgemaakt door de Duitsers in dat grote vreselijke vernietigingskamp Auschwitz. Zomaar vermoord omdat hij joods was, vermoord in de gaskamers…
“ Maar waarom ben jij niet vermoord mama?”
“Ik heb me de hele oorlog verstopt en samen met je papa verzetswerk gedaan, maar je papa is verraden.”
Haar mama zei, “ Jij bent heel bijzonder, net zo bijzonder als een prinsesje, omdat jij de oorlog overleefd hebt en weer teruggekomen bent.”
Toen het kleine meisje groot was en moeder en oma was nam zij zich voor overal en altijd haar verhaal over de oorlog te vertellen, samen met haar popje Mies.
Om zo de herinnering aan de oorlog levend te houden,
Om steeds weer te vertellen wat de gruwelijke gevolgen van antisemitisme onverdraagzaamheid, , en discriminatie kunnen zijn…
Om steeds weer te vertellen waar mensen toe in staat waren en waar mensen van nu nog steeds toe in staat zijn……

Zo iets vreselijks als oorlog mag nooit meer gebeuren.”


 

Rabbijn A. W. Rosenberg,          foto: J. Thuis

DAG VAN AMSTERDAM
WAT MEN UIT DEZE BITTRE TIJD
AAN UUR EN DAG VERGETEN MAG:
NOOIT DEZE ONVOLPREZEN DAG,
TOEN ’T VOLK, DREIGING EN DOOD TEN SPIJT,
TER WILLE VAN GERECHTIGHEID,
OPSTOND VOOR’T VOLK, DAT ONDERLAG.
H.M. van Randwijk

 

 

 

Foto: D. Spits

Foto: J. Thuis

Foto: D. Spits