Marjon de Klijn

Goedemiddag geachte aanwezigen, het is mij een eer u te mogen verwelkomen bij de herdenking van het joods verzet.
A special welcome to mrs Gürer of de embassy of Austria, to mrs Speyer Consul-generaal at the Consulaat-generaal of Germany in Amsterdam and to mr. Gilon, of the embassy of Israel I hope you will not blame me for continuing in Dutch.
Speciaal heet ik welkom de vertegenwoordiging van de joodse scholengemeenschap Maimonides, die dit monument heeft geadopteerd de heer Torn voorzitter van het presidium van de gemeenteraad aanwezig namens de gemeente Amsterdam, en de heer De Valk, medewerker van de Ambassade van Oostenrijk.
Mijn naam is Marjon de Klijn, ik ben voorzitter van de Stichting Vriendenkring Mauthausen en dochter van een joods verzetsman.

Het programma ziet er als volgt uit
Zo dadelijk zal de heer Ronald Leopold, directeur van de Anne Frank Stichting een toespraak houden. Hierna een kort verhaal van auteur Chaja Polak,
Het Jiddisj koor Hejmisch Zain brengt enkele liederen
ten gehore, gevolgd door een gedicht van Ida Vos voorgedragen
door enkele leerlingen van het Maimonides lyceum.
Chazzan Abby Israels zegt Jizkor en kaddisj met achtereenvolgens een minuut stilte
Hierna is er gelegenheid tot het leggen van bloemen.


Ronald Leopold

Geacht publiek, in het afgelopen jaar kwam het Joods Verzet nogal eens ter sprake omdat opnieuw een onwetende veronderstelde dat de joden zich als makke schapen hadden laten wegvoeren. Verschillende mensen hebben hierop gereageerd en er is verder niet al te veel aandacht aan besteed.
Voor mij is deze onwetendheid opmerkelijk, dit terwijl er steeds meer bekend is over bijvoorbeeld het geweldloze verzet van joden zoals mevrouw Selma van de Perre en het gewelddadige verzet van de Joods Amerikaanse soldaten die gevochten hebben in Duitsland.
Het is bijgevolg nog steeds van belang dat wij de herdenking van het Joods Verzet, blijvend onder de aandacht brengen. Juist voor hen die het nog steeds niet weten. Uiteraard niet voor u, die hier wel van op de hoogte is vandaar dat ik uw komst ten zeerste waardeer.

Ronald Leopold is in 1960 in Groningen geboren, waar hij ook geschiedenis studeerde. Bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds was hij onder andere betrokken bij de uitvoering van wetten voor oorlogsgetroffenen. In 1990 stapte hij over naar de Pensioen & Uitkeringsraad waaraan hij vanaf 2006 leiding gaf. Vanaf 2011 is hij de algemeen directeur van de Anne Frank Stichting.


Schrijfster en schilderes Chaja Polak werd eind 1941 geboren. Haar beide ouders werden naar concentratiekampen gedeporteerd hetgeen haar vader niet overleefde. Na een tocht langs verschillende onderduikadressen werd zij in 1945 met haar moeder herenigd. Chaja gaat in 1970 naar de Rietveldacademie. En in 1989 debuteert ze als auteur met de verhalenbundel Zomaar een vrijdagmiddag.

Haar laatste boek De man die geen hekel had aan joden, heeft veel stof doen opwaaien, maar kan ik u ten zeerste aanbevelen Waarde Chaja  aan jou de microfoon

Chaja Polak

Waarom hebben jullie je als makke schapen laten wegvoeren.
Achter dit ‘waarom’ hoort geen vraagteken. Hier hoort een punt. Want het was en ís geen vraag, maar een statement, een verwijt. Een beschuldiging zelfs.
Wie van ons heeft, na de oorlog, deze zogenaamde vraag niet moeten aanhoren. Toen het mij overkwam stond ik sprakeloos. Was ik niet een kind van de Joodse verzetsstrijders. Verleende mijn eigen oom Ben Polak als arts niet met gevaar voor eigen leven medische bijstand aan ondergedoken Joden? Vervalsten mijn ouders geen persoonsbewijzen, schreven zij niet voor een verzetskrant. Zoals ook mijn oom Sam Polak.
Talloos zijn de voorbeelden van Joods Verzet.
Zoals dat van de Joodse zusjes Brilleslijper, beschreven door Roxane van Iperen in Het hoge nest. De zusjes Brilleslijper die met hun strijd
doorgingen tot het bittere eind, tot zij, verraden, werden opgepakt en gedeporteerd naar Auschwitz.
En zijn er hier, in ons dierbaar koor Heijmisj Zain, niet vele mensen wier ouders in het verzet zaten. Wees de historicus Jacques Presser er in zijn boek ‘Ondergang’ niet op dat het verzet van Joden in Nederland relatief dat van niet-Joden overtrof.

Verzet.

De nazi’s hielden vanaf het begin van de oorlog wel degelijk rekening met Joods verzet. Zij deden er alles aan om dat al in de kiem te smoren. In Nederland, door het sluipenderwijs invoeren van de één na de andere anti-Joodse maatregel waardoor Joodse Nederlanders tenslotte werden uitgesloten van het openbare leven.
Waarom hebben jullie je als makke schapen laten wegvoeren. Punt.
Wij hebben ons niet zomaar laten wegvoeren. Nee. En daarom staan we hier bij het monument van het Joods verzet.
Want wij hèbben ons verzet.
We hebben persoonsbewijzen vervalst.
Verzetsbladen volgeschreven, en verspreid.
We hebben deelgenomen aan het vinden van onderduikadressen.
We hebben gewapend verzet gepleegd.
We hebben ons ook verzet door niét te gehoorzamen. Door ons niet te melden wanneer we daartoe werden opgeroepen, maar onder te duiken. Of ons – zelf – van het leven te beroven.
En als we ons niet hebben verzet, dan was dat vaak omdat we te arm waren en geen onderduik konden betalen.
Dan was dat, omdat we in een arme Joodse omgeving leefden en onze buren, alle mensen in de straat, iedereen in de wijk even arm was, en we niemand anders kenden dan andere al even arme Joden, en er geen plek was om heen te gaan, geen plek om ons te verbergen, geen mens om om hulp te vragen.
En wij die eventueel wel de mogelijkheid hadden onder te duiken, en ons toch vrijwillig meldden na een oproep van de nazi’s?
Dan was het, omdat we een leven in angst op een onderduikadres niet dachten te kunnen verdragen, een leven onder de voortdurende dreiging van verraad, waardoor we, dan maar liever, de zekerheid zochten van het onvermijdelijke, van het onontkoombare.
Dan was dat – ook – om ons onterecht vertrouwen in een overheid die meewerkte met de bezetter. En velen van ons eenvoudig niét konden geloven wat ons te wachtten stond.
Dan was het – vaak – omdat wij ‘anderen niet in gevaar wilden brengen.’
Zoals mijn tante Jet en haar man en hun dochtertjes Mirjam en Hetty. Om die reden hebben zij zich gemeld. Ze werden vermoord in een van de kampen van het Oosten.
Er waren er talloze.
Hier, op deze plek, wil ik het vernietigingskamp Treblinka in herinnering brengen. De opstand daar eren.
De grote opstand op 2 augustus 1943. Toen Treblinka door Joodse gevangenen in brand werd gestoken, de nazi’s werden aangevallen en de gevangenen door de omheining braken. Weinigen overleefden, maar het betekende wel het einde van Treblinka.
Ik wil hier stilstaan bij de begenadigde schrijver en oorlogscorrespondent Vasili Grossman. Als een van de eersten betrad hij, met het Rode Leger, Treblinka’s schuldige grond.
Hij zag. Hij vroeg. Hij luisterde. En schreef over wat hem ter ore kwam, ik citeer: Er werd mij verteld van een jongeman die een SS-officier stak met een mes. Van een jongeman die, al naakt, een door hem verborgen gehouden granaat gooide in een groep beulen. Er werd ons verteld van het gevecht tussen opstandelingen en de SS, een gevecht dat een hele nacht duurde. Er werd ons verteld van het grote meisje dat ‘op de weg waarover geen terugkeer mogelijk is’ een karabijn uit handen van een bewaker griste en terugvocht. Haar naam is onbekend, niemand kan haar de eer bewijzen die haar toekomt.
Alles is waar, dacht Vasili Grossman voortlopend over de aarde van Treblinka. Ik citeer: De laatste krankzinnige hoop dat dit alles maar een droom was, is verbrijzeld.
De lupine-peulen tinkelen en tinkelen, zaadjes vallen alsof er een gerinkel van ontelbare belletjes vanuit de aarde opstijgt. Je krijgt het gevoel alsof je hart het elk ogenblik kan begeven, overweldigd door verdriet, een verdriet zo groot dat geen mens het kan verdragen.
Waarom hebben jullie je als makke schapen laten wegvoeren. Punt.
Koningin Wilhelmina en haar regering vluchtten naar Londen. Wij bleven achter, overgeleverd aan de bezetter.
Koningin en regering lieten na de Nederlandse bevolking op te roepen hun Joodse landgenoten te helpen en bij te staan.
Om ons heen werd dús weggekeken.
Om ons heen werd gecollaboreerd.
Er werd zoveel mogelijk gewoon doorgeleefd.
En er waren mensen die onderduikers in huis namen, alléén om het geld.
Of, als goedkope en uitgebuite hulp in de huishouding, zoals dichteres Hanny Michaelis.
Er waren mensen die de hun toevertrouwde Joodse onderduikkinderen seksueel misbruikten.
Maar, tegen álle repressie in, waren er mensen die voor ons hun leven waagden, die ons in huis namen en álles deden om ons te helpen en te redden.
Zoals de vriend van mijn vader. Hij en zijn vrouw namen eerst mij in huis, later mijn moeder, nog later mijn vader.
Kort daarop werden wij verraden.
Waarom hebben jullie je als makke schapen laten wegvoeren.
Die zogenaamde vraag, of een variant erop, stelde de schrijver Willem van Maanen ná de oorlog in een van zijn romans aan mijn vader, Hans Polak, die er niet meer was om te antwoorden.
Daarom zal ik het doen, in zijn plaats.
De vraag was, meer precies, waarom mijn vader zich tijdens zijn arrestatie niet heeft verzet. Met andere woorden, waarom hij de gewapende agenten niet aanviel. Nederlandse agenten. Met zijn blote handen.
Dit is mijn antwoord:
Als mijn vader zich had verzet, dan had hij daarmee zijn vrouw en dochter – mij -, de echtgenote van zijn vriend en hun twee kleine meisjes bij wie hij was ondergedoken – de vriend was op dat moment niet thuis-, dan had hij allen in levensgevaar gebracht.
Waarom wordt deze vraag toch steeds weer gesteld?
Ik weet het niet, maar ik weet wel dat er een groot gebrek heerst aan werkelijke en gedegen kennis van de Sjoa; het dieptepunt van wat de mens de mens heeft aangedaan. En naast gebrek aan kennis, vermoeidheid om nog iets over de Sjoa te willen weten. En onverschilligheid. En regelrecht antisemitisme. En ook wereldwijd gebruik en misbruik van de geschiedenis van de Sjoa voor politiek gewin. Resulterend in het herschrijven, naar believen, van de geschiedenis van WOII.
Wij zijn verantwoordelijk voor allen die door de nazi’s zijn omgebracht om te doen wat in ons vermogen ligt om hun lijden, hun verzet, hun geschiedenis, om ónze geschiedenis ongeschonden voor het voetlicht te brengen.
Zoals ook nu weer, hier, bij het monument van het Joods verzet.
Chaja Polak


Eli Hochheimer en Sara van Alphen van het Maimonides
lyceum lazen het gedicht

6.000.000, zes miljoen van Ida Vos uit de bundel VIJFENDERTIG TRANEN uit 1975

6.000.000

Jij kan het cijfer
6,000.000 beleven
als druppels van de zee
als zoveel keer maal tien

Ik, die een generatie eerder
werd geboren
kan dit getal helaas niet onbevangen zien

Voor mij is zes miljoen
helaas geen cijfer
maar een belevenis
zo groot zo zwart zo wreed

Omdat ik achter dit getal
zo nuchter opgeschreven
een gruwelijk en koel
berekend einde weet

Waarde toehoorders op 21 december 2019 is Chawwa Wijnberg, dichter, columnist en beeldend kunstenaar op 77 jarige leeftijd overleden. Ter nagedachtenis wil ik Uit haar Dichtbundel Matses & Monsters uit 2001 het gedicht Bevrijding voordragen

Bevrijding
Gelukkig vier mei
Is weer voorbij
Zij die prachtig twee minuten zwegen
Zijn weer naar huis
En mogen weer een jaar vergeten

Ik ben niet stil geweest
En zeker nog niet klaar
De rijen namen
Moeten worden uitgesproken

Alle namen
Van vaders kant, van moeders zijde
Kant en zijde
Zo is hun dood wat minder naakt

Lieve aanwezigen, dit is het einde van deze plechtigheid, nooit zal ik de gruweldaden van de nazi’s begrijpen, immer zal ik hun slachtoffers herdenken. ik dank u voor uw aanwezigheid, wens u wel thuis en hoop u volgend jaar bij gezond op 25 februari, weer te zien.