Locatie: Monument hoek  Zwanenburgwal/Amstel in Amsterdam

Evenals vorige jaren werd deze herdenking georganiseerd door de Vriendenkring Mauthausen.
De herdenking vond zoals altijd plaats dichtbij het Waterlooplein waar in februari 1941 joodse knokploegen hebben gevochten om de joodse buurtbewoners en handelaren te beschermen tegen de brutale overvallen van de gewapende WA-ers van de NSB. De plechtigheid vindt plaats bij het monument voor het Joods Verzet, hoek Amstel/Zwanenburgwal in Amsterdam-Centrum.

Marjon de Klijn   (foto J. Thuis)

Goedemiddag geachte aanwezigen, het is mij een eer u te mogen verwelkomen bij de herdenking van het joods verzet.

A special welcome to the Ambassador of Austria, mrs Guerer ,  aan locoburgemeester, mevrouw Kukenheim, en wethouder de heer Van der Burg, namens de gemeente van Amsterdam en aan mevrouw Roozendaal,  als afvaardiging van de Scholengemeenschap Maimonides, die het monument geadopteerd heeft. Mijn naam is Marjon de Klijn, ik ben voorzitter van de Stichting Vriendenkring Mauthausen en dochter van een joods verzetsman.

Het programma ziet er als volgt uit  De heer Arnold van Gelder (kleinzoon van de heer Ab van Gelder) zal als eerste het woord tot u richten.  Daarna volgt  de heer opperrabbijn, Binyomin Jacobs, hierna zingen leden van het Jiddisj koor Hejmisch Zain twee liederen,  Barbara Gassmann leest het gedicht Bloemen voor jou uit de bundel 35 tranen van Ida Vos en  rabbijn Awraham Rosenberg zal het jizkor en kaddisj uitspreken waarna een minuut stilte in acht wordt genomen. Als afsluiting is er gelegenheid tot het leggen van bloemen.
Dames en heren,  2018 is aangemerkt  als jaar van verzet. Hierin mag de rol van het joods verzet zeker niet ontbreken. In 1941,  nog voordat de officiële  transporten zouden plaatsvinden, werd een groep van 427 joden naar Buchenwald gedeporteerd om daarna in Mauthausen te worden vermoord. Later  volgden nog meer en in totaal zijn er in 1941 ongeveer 600 joden omgebracht. Het kamp werd Mordhausen genoemd opdat het als schrikbewind zou dienen.

De joodse verzetsman Bennie Bluhm (1917-1986) ergerde zich mateloos, aan het feit dat men ervan uitging dat de joden zich als makke schapen lieten wegvoeren, hij en Herman Natkiel waren degenen die het initiatief namen  om een monument op te richten voor het verzet door joodse burgers. Dertig jaar geleden in oktober 1988 was het zover en ik  citeer hierbij uit de toespraak die de toenmalige burgemeester Van Thijn hield bij de onthulling.

Dit monument, op deze plek, het hart van de voormalige Jodenbuurt, brengt eindelijk gerechtigheid omdat het een eind maakt aan een valse legende. Het is een eerbetoon aan al het verzet van alle joodse mensen die of alleen, of samen met anderen, of bekend, of onbekend, de nazi-bezetter bestreden.

Alvorens ik het woord geef aan de heer Arnold van Gelder, wil ik meedelen dat het NIOD vanaf september tot eind november 2018 een tentoonstelling zal organiseren over het vernietigingskamp Mauthausen.

 

 

Toespraak bij het Monument van het Joods Verzet

25 februari 2018 door Arnold van Gelder

 

Introductie

Mijn naam is Arnold van Gelder en ik  sta hier als kleinzoon van Ab, Abraham Johannes van Gelder.  Hij was de enige van ijssalon Koco, een joodse verzetshaard in Amsterdam-Zuid, die niet veroordeeld is. Ik ga u een persoonlijk verhaal vertellen. Weliswaar aangevuld met nadere informatie, maar geen wetenschappelijk betoog. Daarvoor kunt u beter het boek This cannot happen here van Ben Braber lezen.

Komend kwartier hoort u over de opkomst van het georganiseerd Joods verzet; wil ik u voorstellen aan mijn opa Ab en sluit ik af met de vraag ‘Wat verzet vandaag betekent’.

Ab van Gelder

De Joodse bevolking was in 1940 heel divers, met grote verschillen tussen orthodox of seculier, stad en provincie, welvaart en politieke keuzes. Joden in Nederland reageerden daarom op verschillende manieren op de vervolging tijdens de bezetting. Ze vochten terug. Lieten zich niet terroriseren. Protesteerden. Schreven in illegale bladen en hielpen die te verspreiden. Ze onttrokken zich aan deportatie. Doken onder. Hielpen opgepakte joden te ontsnappen. Zetten organisaties op om onderduikers bij te staan. Sloten zich aan bij verzetsgroepen: Joodse en niet-Joodse. Ze pleegden aanslagen en waren ook voortrekkers van het gewapend verzet.

 

Veel joden in Nederland waren geassimileerd, gingen op in de rest van de bevolking. Dat betekende dus ook dat de meeste joden in gemengde verzetsgroepen zaten, ze waren bijvoorbeeld een communist, die toevallig ook Joods was. Joden van Poolse en Duitse herkomst hadden daarentegen vaker eigen verzetsgroepen.

Het is van belang om de mensen van toen te erkennen als helden (voor de keuzes die zij maakten), anderzijds om het voor de huidige generatie tot voorbeeld te laten zijn dat je heel veel kunt doen wat er toe doet. En dat onverschillig toekijken je medeplichtig maakt!

Na de bevrijding gold er, ondanks de historische feiten die ik net noemde, lange tijd de stelling dat de Joodse bevolking zich zonder enig protest (laat stáán verzet) naar de slachtbank had laten voeren. Bizar, maar tot de jaren ’80 was er in het algemeen weinig aandacht was voor Joodse belangen en gevoelens. Vandaar dat de erkenning pas laat op gang kwam. Het hielp ook niet dat die joodse verzetsstrijders het na de oorlog niet meer konden navertellen. Letterlijk.

De tragedie van het verzet van Joden was enerzijds de overweldigende Duitse militaire overmacht, de grote bereidheid van de Nederlandse Overheid om de vervolging te negeren of zelfs te steunen, en de wijdverspreide onverschilligheid en collaboratie van de Nederlandse bevolking.

Dat beeld was al bekend uit de geschiedschrijving. Het was oorlog. Het blijft beschamend.

Omdat niet iederéén hier zal weten wat de situatie begin 1941 was, geef ik een korte schets van:

De eerste schermutselingen

Eigenlijk zijn er al vóór de oorlog knokpartijen tussen met name communisten/socialisten en de NSB. De Weerbaarheids-Afdeling, afgekort WA, was de knokploeg van de NSB: zij provoceerden, intimideerden en lokten vechtpartijen uit. Ook waren er aanvallen geweest van de WA op Joden en hun eigendommen. Zo leidde de verkiezingscampagne in mei ‘39 tot een toename van intimidaties door de WA, waarbij ijssalon Koco op de Rijnstraat voor de eerste keer doelwit werd van een overval met kettingen en boksbeugels, waarbij acht gewonden vielen.

Na de inval in Nederland door nazi-Duitsland was er eerst een periode van relatieve rust. Vanaf september 1940 tot januari ’41 (een relatief korte periode dus) namen de spanningen echter toe door de steeds strengere maatregelen en provocaties van de bezetter. Als reactie prees Maupie Polak, marktkoopman op het Amstelveld, zijn scheermesjes aan met: “Zo scherp dat je de keel van Hitler er makkelijk mee kan doorsnijden.” Vervolgens werd hem de volgende dag verboden zijn kraam op te bouwen en werd op die plek een NSB-koopman neergezet, waarop de andere Joodse kooplieden hiertegen in het geweer kwamen. Dit bood de NSB’ers vervolgens de gelegenheid Joden helemaal te verbieden op de markt te staan, in heel Amsterdam. Ook moesten mensen de Ariërverklaring tekenen en volgde het ontslag van Joodse ambtenaren. Tevens marcheerde de WA vaker met groot machtsvertoon de Joodse buurt in om te intimideren, vernielingen aan te richten en bewoners die er Joods uitzagen te mishandelen. Hierop werden Joodse knokploegen opgericht en namen de confrontaties met de NSB toe. Uiteindelijk escaleerde dit in februari 1941.

Die maand waren er vrijwel dagelijks knokpartijen, rond het Waterlooplein, het Rembrandtplein en later ook in het welgestelde Zuid, veelal uitgelokt door de WA, maar een enkele keer sloegen Joden ook toe bij een NSB-winkel. Van 2 tot 27 februari ontstond door een aaneenschakeling van gebeurtenissen een geweldspiraal waarbij de Joden op een gegeven moment op leven en dood vochten. Als Hendrik Koot, een aanvoerder van de WA, na een vechtpartij overlijdt, nemen de WA’ers vervolgens wraak op ijssalon Koco, een centrum van Joodse verzet. De eigenaren worden opgepakt en er volgen diverse razzia’s, die weer aanleiding werden tot de Februaristaking.

 

Ik ga nu weer terug naar voor de oorlog en ijssalon Koco, waar mijn grootvader gewerkt heeft.

 

Koco

De uit Duitsland gevluchte Joden Ernst Cahn en zijn neef Alfred Kohn begonnen hier een ijssalon. Kohn op de Rijnstraat 71 en Cahn op de Van Wou 149. De ijssalons stonden goed bekend en zowel Joden als niet-Joden kwamen er graag. Mijn opa maakte slaatjes, ijs, broodjes en deed de boekhouding. Regelmatig kwam hij dan ’s nachts thuis met een grote beker ijs, broodjes halfom, of lekkere slaatjes en werden mijn moeder en tante van 7 en 8, uit bed gehaald om mee te smullen. Eén van de mooie herinneringen……

 

Maar steeds waren er weer die confrontaties. Nadat de WA enkele keren vernielingen had aangericht ontstond er steeds meer solidariteit onder de buurtbewoners bij Koco die een knokploeg oprichtten. Om de WA buiten de deur te houden werd er buiten gepatrouilleerd en zou bij een aanval direct de deur worden afgesloten, zodat er niet binnen gevochten kon worden. Deze tactiek bleek enkele keren goed te werken. De bezetter was de verzetsactiviteiten rond Koco een doorn in het oog en van hogerhand werd besloten hier een definitief einde aan te maken. Op 19 februari werden de eigenaren, mijn opa en anderen van Koco gearresteerd, slechts 2 weken na de eerste massale vechtpartijen hier op het Thorbeckeplein.

Nadat Alfred Kohn, Ernst Cahn, m’n opa en de rest van Koco waren opgepakt, werden ze ondervraagt door SS’er Klaus Barbie. Een fanatieke Jodenhater die van juni ‘40 tot begin 1942 bij de SD in Amsterdam werkte. Eind ‘42 werd hij hoofd van de Gestapo in Lyon. Mijn oma Rosa ging na Ab’s arrestatie verhaal halen bij de gevangenis maar werd van de trap gegooid. Later werden de mannen van Koco naar de gevangenis in Scheveningen gevoerd (die al snel de bijnaam Oranjehotel kreeg) en opnieuw ondervraagd. Ab werd na 2 weken vrijgelaten omdat ie bleef volhouden slechts de boekhouder te zijn die van niks wist.

Abraham Johannes van Gelder

Mijn opa, Abraham Johannes van Gelder, was een stoere man van 38 die goed Duits sprak. Hij kende Ernst Cahn omdat die met zijn vrouw de zolder huurde van mijn grootouders in de Hoendiepstraat. Ab werkte als boekhouder bij het AZA en toen hij daar ontslagen werd omdat hij Joods was, kon hij na verloop van tijd aan de slag bij Koco in de Van Wou.
Hij was constant bezig iets te regelen om voor zijn gezin te zorgen. Zo maakte Ab na Koco en de gevangenschap een kar achter zijn fiets en schreef daar op: Verhuizingen door heel Nederland. Later kon hij aan de slag bij het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis als kok en manusje-van-alles. Er waren regelmatig razzia’s in het ziekenhuis en één keer werden ze in een lange rij weggevoerd met langs de kant heel veel mensen die toekeken, niemand deed iets. Toen Ab z’n kans schoon zag, dook hij tussen het publiek en maakte dat ie wegkwam, niemand deed iets. Bij een tweede razzia kon hij, net als in een film, ontsnappen door een doktersjas aan te trekken en een stethoscoop om te hangen. Hij zal er ook wel heel intelligent bij hebben gekeken.
In het ziekenhuis leerde hij ook “Ome Jan” kennen, de verzetsnaam van Paul Terwindt, die hem niet alleen wees op de mogelijkheid van onderduiken, maar dit ook kon regelen. Dat was niet vanzelfsprekend, omdat er altijd een groot tekort aan onderduikadressen was. Eind maart 1943 brachten Ome Jan en Tiny van de Bilt mijn moeder Rolien van 9 en mijn tante Yoke van 10 naar Limburg. Dat was eigenlijk heel laat want de meeste Joden waren toen al weg: afgevoerd of ondergedoken.
Begin april was er in Zuid-Limburg ook een plek voor mijn tante Mary, de jongste dochter van 3½, en ten slotte werd ook voor Ab en zijn vrouw Rosa een adres gevonden. Het hele gezin zat nu op verschillende plekken ondergedoken en Oom Jan onderhield onopvallend en onregelmatig het contact. Vaak was dit niet meer dan een hart onder de riem steken en zeggen: “Het gaat goed.”

Zij zullen alle vijf de oorlog overleven. In tegenstelling tot de ruim 100 andere familieleden.

Verzet, wat betekent dat vandaag?

Het Jaar van Verzet. In het verhaal dat u net gehoord heeft, komen veel momenten voor waarop mensen keuzes maken. “Doe ik wat, doe ik niks, wil ik wat, laat ik de tijd beslissen”. Het gaat hierbij niet om het oordelen, maar om de keuzes. Vaak kun je openlijk uitkomen voor je kritiek, voor je principes, maar zònder illegale activiteiten hadden velen van ons hier niet gestaan.

Vooraf stoer zijn is niet zo moeilijk, achteraf scherpe kritiek uiten evenmin. Maar het blijft heel lastig te voorspellen hoe iemand, en ook hoe wij zelf zouden reageren op het moment dat het er echt op aankomt. Daarom is het zo belangrijk om regelmatig over deze zaken na te denken. Deze dag is daarvoor een heel waardevolle bron van inspiratie.

Het “erbij horen” was toen net zo belangrijk als tegenwoordig en soms bepaalt je omgeving wat jij kiest, omdat je daar bij hoort. Als je daar achteraf geen spijt van wilt krijgen, moet je steeds zelf blijven nadenken over de keuzes die je maakt!

Op je werk, als iemand gepest wordt; in de tram, als iemand wordt lastiggevallen; in de winkel, bij het uitgaan……  soms zelfs in de politiek. Ik wil hier het evidente belang onderstrepen van individuen, van individuen die op het beslissende moment moed tonen! Dat motiveert ook anderen, die nog twijfelen.

Ik dank u voor uw aandacht, in deze kou, en sluit af met een zin die ik het afgelopen jaar gehoord heb:

Als het slechte overwint, is dat nooit “omdat er slechte mensen zijn”,  maar àltijd doordat de goede mensen toekijken en niets doen.

 

 

 

 

Binyomin Jacobs (foto J. Thuis)

Toespraak bij de herdenking van het Joods Verzet.

Een medewerker van de Israëlische Ambassade vertrouwde mij toe hoe zijn visie op zijn eigen ouders veranderde tijdens de Jom Kippoer oorlog in 1973: ik keek neer op mijn ouders. Mijn vader kwam uit Polen en mijn moeder uit Duitsland. Als enigen van hun families hadden zij de oorlog weten te overleven. In Israël troffen zij elkaar in een kibboets en uit dat huwelijk ben ik voortgekomen. Ik keek neer op mijn ouders. Hun wederzijdse families hadden zich als lammetjes laten afslachten. Zij waren min of meer bij toeval de dans ontsprongen…..Ik ben Israëliër. Wij zijn sterk! Wij peinzen er niet over om weerloos naar de slachtbank te gaan.

En toen was het 1973, de Jom Kippoer oorlog.  Ik was een luitenant van een tankbrigade. Door een tactische fout wisten wij ons omsingeld door het Egyptische leger. We konden geen kant op. Ik was doodsbang en smeekte G’d om hulp, voor mijzelf, voor mijn manschappen. En terwijl ik mij tot G’d richtte, voelde ik plotsklaps een enorme schaamte. Ik ben slechts een enkele dag omsingeld, de vijand is dusdanig ver weg, dat ik hem niet kan zien en hij heeft ook mij niet echt in het vizier. Wij zijn zwaar bewapend en het beste leger ter wereld zal ons komen redden……….. Maar mijn ouders waren zeven jaar omringd door vijanden en vijandigheid. Wapens hadden ze niet en niemand, maar dan ook niemand, bekommerde zich om hen of was bereid hen te hulp te komen. En mij breekt het noodzweet uit na een halve dag.

En desondanks waren er vele Joden die zwaar in het verzet zaten. Feitelijk was hun situatie hopeloos, ze konden gewoon als mens, geen kant op. Ze moesten keihard zwoegen om te overleven. Maar desondanks vergaten zijn als het ware hun eigen hopeloze situatie en vochten in de frontlinies van het Verzet. Als we gaan zoeken zien we opstanden in de concentratiekampen, in de getto’s, verzetsdaden. Ik denk uit mijn eigen omgeving aan Adje Cohen, rabbijn Drukarch, opperrabbijn Berlinger. En ook aan die neef van mijn oma, Frijda was zijn familienaam. Hij gaf zich aan als zijnde de dader van een mislukte aanslag op een van de SS-kopstukken, want, zo redeneerde hij, wij Joden gaan er toch aan. En dan mijn oom Joseph, de broer van mijn oma. Met zijn valse papieren had hij zeker de oorlog kunnen overleven. Maar met zijn valse persoonsbewijs werd hij als niet-jood gearresteerd tijdens een verzetsdaad en zal verzetsstrijder gefusilleerd, niet als Jood.

Hoeveel verzetsstrijders zijn wij volledig uit het oog verloren? Omgekomen, vermoord, vergast omdat zij ondanks de bijna onmogelijkheid om als Jood te overleven, er nog een risico bijnamen: verzetsstrijder! Veel is er bekend over Joods verzet, maar veel en veel meer is volledig onbekend!

Als wij het gebed uitspreken ter nagedachtenis aan allen die vermoord werden in de concentratiekampen Auschwitz, Mauthausen, Theresienstad, Sobibor, Majdanek, Treblinka en de andere vernietigingskampen in het ballingschap in Europa. Als we die andere vernietigingskampen vermelden kennen we de namen niet eens, laat staan de slachtoffers. Volledige anonimiteit omdat van die concentratiekampen niets is overgebleven, zelfs geen gaskamer, terwijl hun aantal de honderd verre overstijgt. En zo vergaat het ook de Joodse verzetsstrijders. We kennen en noemen namen, maar van de akelig grote meerderheid weten wij niets meer. Niet hun verzetsdaden en niet hun namen. Via het duistere gat van de vergetelheid zijn zij in het niets verdwenen…..

Ik rijd met mijn auto op de provinciale weg tussen Elburg en Epse. In ’t Harde zie ik plotsklaps aan de kant van de weg een graf met een davidster. Ik stop en lees: Bachenheimer Theodore. H. Gevallen 22 oktober 1944 U.S.  ’82 ND Airborne Division. Ik probeer achter zijn identiteit te komen. Wie was hij? Zijn ouders waren Duitsland ontvlucht toen het er te bedreigend werd. Hij vluchtte mee. Maar toen hij achttien was ging hij als vrijwillige parachutist terug naar Europa. Hij wilde strijden tegen de Nazies, hij wilde zijn mede joden redden en verzetsbewegingen steunen. Als een spion mengde hij zich ’s nachts tussen de Duitse soldaten, die dachten dat hij een van hen was, hij sprak immers vloeiend Duits. Hij oogde jonger dan hij was, maar wist essentiële informatie aan de geallieerden door te spelen. In Italië had hij zich ingezet, in Marokko en uiteindelijk in Nederland. Hij moest hier een verzetsgroep ondersteunen. Hij slaagde erin om moffen in de val te laten lopen. Maar uiteindelijk werd de hele verzetsgroep door verraad opgerold. Omdat hij Jood was en Amerikaan kreeg hij een speciale behandeling. Hij wist te ontsnappen maar uiteindelijk gevangen en neergeschoten, Ted Bachenheimer, langs die provinciale weg, tussen Elburg en Epse…

 

Zijn jonge vrouw heeft na de oorlog zijn stoffelijke resten laten overbrengen naar Hollywood, waar hij zo kort met zijn lieve vrouw mocht wonen. Zijn naam kennen we nog, zijn rustplaats is bekend. Maar hoeveel Bachenheimers zijn er die totaal niets hebben kunnen nalaten? Zelfs geen leeg graf. Om speciaal hen te herdenken blijven wij hier jaarlijks bijeenkomen.

 

Binyomin Jacobs, opperrabbijn

25 februari 2018, Joods Verzetsmonument Waterlooplein te Amsterdam.

 

IDA VOS, UIT DE BUNDEL  35 TRANEN

BLOEMEN VOOR JOU
IK WIL JE BLOEMEN BRENGEN
IK WEET ALLEEN NIET WAAR
IK GOOI ZE MAAR IN DE LUCHT
WANT MISSCHIEN BEN JE DAAR

NIET ALS EEN GOUDEN ENGELTJE
MET GAZEN  VLEUGELS  AAN
MAAR ZEKER WEET IK DAT JOUW AS
DE REST VAN WAT JE EENMAAL WAS
IN HET HEELAL IS OPGEGAAN

 

 

Sorry, the comment form is closed at this time.